Bijdrage Gemeentelijke huisvesting
Dinsdagavond 20 september was het meeste spannende onderwerp op de agenda 'gemeentelijke huisvesting'. Welk nieuwbouwscenario moet het worden als het gaat om het gemeentehuis? Raadslid Aart Slobbe sprak zijn voorkeur uit voor scenario 6. Lees hier zijn bijdrage.
Voorzitter,
Ik denk dat er tot nu toe in deze coalitieperiode weinig besluiten zijn geweest die zo veel stof doen opwaaien en pennen en tongen in beweging brengen dan het besluit waarvoor we ons als Raad vanavond zien geplaatst.
Voorzitter, om maar direct met de deur in huis te vallen, alle opties zorgvuldig tegen elkaar afwegende, gaat onze eerste voorkeur uit naar het scenario ‘sobere nieuwbouw’ (scenario 6) met nieuwbouwscenario 4 als goede tweede. Een keuze die het resultaat is van intensief fractieberaad en die ons menige zweetdruppel heeft gekost en zeker niet het gemakkelijkste besluit is wat we met elkaar hebben genomen.
Nu hoor ik sommigen van mijn collega raadsleden en meeluisterende inwoners al zeggen: hoe is het mogelijk dat een fractie die zich altijd als hoeder van de financiële positie van de gemeente heeft opgesteld, nu kiest voor de op één na duurste variant die voorligt. Een terecht vraag, die ik namens onze fractie graag zal beantwoorden.
Bij onze afweging heeft de ChristenUnie/SGP alle aspecten betrokken die we tijdens onze inbreng in de Raad van 29 juni jl. hebben genoemd: verbetering kwaliteit dienstverlening aan onze inwoners, goed werkgeverschap, duurzaamheid en milieu, de potentiële meerwaarde van de verschillende opties om de aangepaste of nieuwe huisvesting een ontmoetingsplaats voor onze inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven te laten zijn alsmede de financiële effecten voor de Gemeentebegroting. Met zoals gezegd, scenario 6 als voorkeursoptie en scenario 4 als goede tweede.
En waarom juist die twee nieuwbouwvarianten, die toch bijna (scenario 6) dan wel ruim (scenario 4) twee keer zoveel aan bouwkundige investeringen vragen dan scenario 1 (groot onderhoud) of 5 (slim ruimtegebruik)? Omdat, voorzitter, scenario 6 en 4 in onze optiek op alle in onze afweging betrokken aspecten beter scoren dan scenario 1 en 5. Maar hoe zit dat dan? Uit het Raadsvoorstel blijkt toch zonneklaar dat de scenario’s 1 en 5 tot aanzienlijk lagere jaarlasten leiden dan scenario 4?
Dat klopt, maar wij nemen in onze overwegingen nadrukkelijk het lange termijn perspectief mee: hoe ‘waardevast en courant’ is de bouwkundige aanpassing in de scenario’s 1 en 5? Realiseren we daarmee een multifunctioneel aanwendbare, duurzame en flexibele huisvesting die op termijn z’n waarde behoudt? Volgens ons niet en dat brengt ons tot de conclusie dat de keuze voor scenario 1, 2 of 5 zich vanuit het langetermijnperspectief als goedkoop = duurkoop kwalificeert.
Je zou het kunnen vergelijken met de keuze tussen een dure reparatie aan een feitelijk te kleine, niet meer functionele auto en de aanschaf van grotere nieuwe die weliswaar het dubbele kost, maar wel aan onze eisen voldoet. Reken daarbij mee dat die dure reparatie ook nog eens niets of nauwelijks iets toevoegt aan de inruilwaarde van onze automobiel. En aangezien ‘de auto de deur uit’ geen reële optie is, kiezen we, alles afwegend, voor de aanschaf van een nieuwe. En net als in de showroom, laten ze je natuurlijk meer, in luxe verschillende, modellen zien. Met uiteraard een navenant prijskaartje.
Dat geldt ook voor de aan de Raad voorgelegde nieuwbouwscenario’s 4 en 6. Hoewel onze fractie niet blind is voor de plussen van scenario 4 ten opzichte van scenario 6, wegen die voor ons niet op tegen het significante prijsverschil. Alles afwegend komt onze fractie dan ook tot de conclusie dat scenario 6 voor de Gemeente de beste en financieel aantrekkelijkste optie is, juist ook omdat we de toekomst niet kunnen en durven voorspellen.
Het voorgaande laat overigens onverlet voorzitter, dat wij kritisch zijn ten aanzien van de uitgangspunten die aan de berekening van de jaarlasten van de verschillende scenario’s ten grondslag liggen. Dit pand, nog geen 30 jaar oud, blijkt functioneel verouderd en wie van ons durft te voorspellen welke eisen over 20 tot 30 jaar aan gemeentelijke dienstverlening en huisvesting worden gesteld? Eén ding is zeker, dat zullen andere eisen zijn dan die vandaag de dag gesteld worden. Ook met het oog daarop hebben wij het langetermijnperspectief zo nadrukkelijk bij onze afwegingen betrokken.
Maar dat neemt de terechte vraag niet weg of het realistisch is om nu met een afschrijvingstermijn van 50 jaar voor nieuwbouw te rekenen. In onze optiek niet en wij hebben onze bezwaren een dergelijke termijn in het verleden, als enige, nooit onder stoelen of banken gestoken. De ChristenUnie/SGP is echter van mening dat dit geen argument kan en mag zijn bij de besluitvorming waarvoor we nu staan. Wij hebben immers al eerder en zelfs vanavond nog, bij andere investerings-beslissingen kunnen vaststellen dat de door de meerderheid van de Raad vastgestelde afschrijvingstermijn voor een aantal investeringscategorieën te lang is.
Eventuele kritiek op de in het thans voorliggende voorstel gehanteerde afschrijvingstermijn staat in onze optiek gelijk aan het naar voren brengen van een gelegenheidsargument en dat vinden wij niet fair. De ChristenUnie/SGP nodigt echter de fracties die als gevolg van voortschrijdend inzicht concluderen dat de Nota Waardering en Afschrijving aanpassing behoeft, van harte uit dit onderwerp opnieuw te agenderen.